Project i-Learn loopt op het eind: hoe moet het nu verder?

- David Van Waeyenberghe

De Vlaamse overheid onderzoekt verschillende toekomstmodellen en liet daarvoor een uitgebreide studie los op het project. Al kregen de onderzoekers weinig reactie vanuit het schoolveld.

Hoe moet het verder met het project i-Learn dat de Vlaamse overheid drie jaar geleden opstartte? Het digitale project werd gelanceerd vanuit het departement Innovatie en is gericht aan leerkrachten uit het basis en secundair onderwijs. I-Learn biedt leerkrachten (gratis) platformen en tools aan om de digitalisering binnen de school te bevorderen en kostte al 20 miljoen euro.

In april 2023 eindigt het project, althans indien er geen vervolg op komt. De verschillende mogelijkheden heeft het departement Onderwijs & Vorming laten onderzoeken door Deloitte Belgium. Dat onderzoek werd aanbevolen in een actiepunt in de visienota Digisprong. Is er nog toekomst voor het digitale project, en zo ja welk businessmodel past het best om i-Learn de verduurzamen?

Grondige studie

Deloitte pakte de studie grondig aan. In de verkenningsfase verwierf het onderzoeksbureau de nodige informatie over het digitale project. Dit gebeurde via documentatie over de stand van zaken, omgevingsanalyses, feedback van gebruikers en gesprekken met personen die bij het project zijn betrokken. In een eerste fase onderzocht Deloitte de huidige stand van zaken van i-Learn. Dat gebeurde op basis van de initiële en huidige scope, de functionaliteiten, gedragenheid, samenwerkingen, financiële parameters, enzovoort.

In fase twee werkte Deloitte verschillende toekomstscenario’s uit. Daarbij kregen integreerbaarheid, compatibiliteit, synergie en beheer de nodige aandacht. De onderzoekers namen ook strategische, organisatorische, juridische en financiële parameters in overweging. Het Deloitte Center for the Long View  organiseerde een workshop waarbij de scenario’s verder werden geconcretiseerd.

Stand van zaken i-Learn

Op dit moment zijn 360 Vlaamse scholen uit het basis- en secundair onderwijs geregistreerd voor i-Learn. Van die 360 scholen activeerden er 232 hun account. Dat zijn niet bepaald indrukwekkende cijfers voor een platform van 20 miljoen euro. Het wordt bedroevend bij de cijfers over het gebruik van i-Learn. In amper 109 scholen zijn leerkrachten met het platform aan de slag gegaan. Helemaal intriest is het feit dat in amper 52 scholen (1 op 7 van de geregistreerde scholen) ook de leerlingen werken met het platform.

In totaal maakten de leerkrachten 2.409 leersporen en 7.840 activiteiten aan. Van dat aantal gebruikten de leerlingen amper 754 leersporen, goed voor 4.811 activiteiten. 89 scholen en/of kernteams van leerkrachten hebben een coachingtraject op maat aangevraagd.

Amper reactie op enquête

Deloitte verstuurde begin maart vijf uitnodigingen om deel te nemen aan de bevraging naar de verschillende actoren in het speelveld. Dat ging in hoofdzaak om leerkrachten en ICT-coördinatoren. Ook de scholen die geregistreerd zijn voor i-Learn kregen een uitnodiging via e-mail. De onderzoekers werden op zijn zachtst gezegd niet bedolven onder de reacties. Slechts 169 respondenten reageerden op de enquête, 127 van hen vulden de survey volledig in.

Uit de (beperkte) antwoorden blijkt dat slechts een minderheid van de leerkrachten het i-Learn-portaal gebruikt. Zeker in het secundair onderwijs ligt dat aantal nog veel lager dan in het basisonderwijs. Ook de leerlingen gaan amper aan de slag met het platform, maximaal één keer per maand blijkt uit het onderzoek.

Wel verwachten de meeste respondenten het platform meer te zullen gebruiken bij een eventuele verduurzaming. Daarbij zijn hun grootste drijfveren het geloof in gepersonaliseerd leren en het gratis format. De meerderheid stelt dat het platform een meerwaarde is en bijdraagt tot kwaliteitsverhoging. Het zou voor hen een gemiste kans zijn indien het platform niet zou worden verduurzaamd.

Te grote risico’s

Uit de antwoorden blijkt dat er drie redenen zijn waarom het platform niet of nog niet wordt gebruikt. Als hoofdreden geven de respondenten op dat ze andere tools, platformen en methodes gebruiken. Daarnaast vrezen sommigen voor risico’s omdat er geen duurzaam perspectief in bij i-Learn.

Anderzijds geven respondenten aan dat ze van plan zijn om i-Learn te gebruiken maar daar nog niet zijn toe gekomen omdat men nog in opstart is. De meerderheid van de niet gebruikers (72 procent) heeft wel interesse om in de toekomst gebruik te maken van een digitaal platform voor gepersonaliseerd leren.

Nog interessant om mee te geven: De meerderheid van de respondenten, zowel in het basis- als secundair onderwijs, verwacht dat de werkingsmiddelen van de scholen voor digitale platformen even groot zal blijven. Tien procent meent dat die kost zal dalen. Anderzijds verwachten de deelnemers aan de bevraging dat de schoolfactuur voor de ouders ook gelijk zal blijven.

Alle resultaten van het onderzoek zijn te bekijken in dit dossier.

Rol van de overheid in i-Learn

In een laatste fase werkte Deloitte op basis van de informatie uit de vorige fases drie businessmodellen uit voor i-Learn. Om daar toe te komen moet bepaald worden welke rol de Vlaamse overheid zal spelen in het ecosysteem. Ook hier zijn drie mogelijke pistes uitgewerkt:

  • Passieve rol: de overheid neemt in dit model een passieve rol op in het ecosysteem inzake gepersonaliseerd en digitaal leren. In deze rol laat de overheid de markt zijn werk doen en zet de overheid zelf geen tools in de markt
  • Faciliterende rol: in dit model biedt de overheid ondersteuning aan de spelers op de markt. De overheid zou in dit geval nuttig kunnen zijn om bijvoorbeeld een single sing-on op te zetten
  • Actieve rol: de overheid neemt een actieve rol op in het ecosysteem. Vanuit dit perspectief zet de overheid tools (zoals i-Learn) in de markt

Het is aan de Vlaamse overheid om haar rol in het systeem te bepalen. Eens dat standpunt is ingenomen, dan kan ook de toekomst van i-Learn worden bepaald. Indien de overheid beslist om zelf geen rol meer te spelen in i-Learn, dan kan het platform via één of meerdere externe actoren worden gevaloriseerd.

Toekomst i-Learn

Beslist het team van minister Ben Weyts om wel verder te investeren door een actievere rol te spelen in i-Learn, dan zijn drie pistes weerhouden door het onderzoeksbureau:

  • Platform voor leerkrachten om zelf oefeningen en leersporen aan te maken
  • Platform om digitale toepassingen laagdrempelig aan te reiken. i-Learn 1.0, waar in wezen weinig verandert
  • Centraal platform voor gepersonaliseerd en digitaal leren in het Vlaamse onderwijs. Dit kan worden aanzien als een vernieuwde en uitgebreide versie (i-Learn 2.0 dus)

De keuze die de Vlaamse overheid maakt, heeft uiteraard een financiële impact. i-Learn kostte nu al 20 miljoen euro en indien de minister kiest om het project verder te zetten en/of uit te breiden, dan zal daar flink wat budget tegenover moeten staan. De vraag is of de overheid een actieve dan wel eerder faciliterende rol moet spelen binnen het ecosysteem.

Wie de volledige studie wil nalezen kan dat via deze link.