Hoe staat het met hardware en software in ons onderwijs?
Wat is de staat van de hardware en software in het onderwijs? Wij spitten door het rapport MICTIVO3 op zoek naar het antwoord. Dat is deels positief, deels iets minder.
De overheid vindt het belangrijk dat er in het onderwijs voldoende wordt geïnvesteerd in Informatie- en Communicatietechnologie. Het gaat dan niet alleen om het aanschaffen van computers en systemen, maar ook om (verdere) scholing van het personeel. In 2007 werd ICT formeel onderdeel van het curriculum, toen het vakgebied een plaatsje veroverde in de eindtermen van het onderwijs.
Om te achterhalen wat het rendement van deze investeringen is, houdt de overheid een aantal indicatoren bij. In het rapport MICTIVO 2018 wordt een duidelijk, zij het overvolledig, beeld geschetst van de huidige stand van de ICT in het onderwijs.
Voor de meeste werknemers in het onderwijs is een rapport van 448 pagina’s iets teveel om door te nemen. Daarom besteden we in een aantal blogposts aandacht aan een aantal van de belangrijkste bevindingen voor het lager en secundair onderwijs. In dit eerste artikel (uit een serie van vijf) kijken we naar de hardware en software binnen deze onderwijslagen.
Hardware en software in het gewoon lager onderwijs
Hardware
Lagere scholen in Vlaanderen beschikken gemiddeld over 29,21 desktops en 21,45 laptops, grotendeels met internetverbinding. Dat is ongeveer één computer per leerling. Wanneer tablets en chromebooks worden meegeteld is er gemiddeld één device per vijf leerlingen. Opvallend is de enorme spreiding in de gerapporteerde aantallen. Bij ruim 77,9% van de scholen in het lager onderwijs is het aantal computers per 100 leerlingen lager dan 25. Hoewel grotere scholen meer computers hebben, blijken kleinere scholen een groter aantal computers-per-100-leerlingen te hebben.
kleinere scholen blijken een groter aantal computers-per-100-leerlingen te hebben.
Opvallend is dat ruim een kwart van de desktops en laptops een tweedehands aangeschafte (refurbished) PC is en dat de meeste hardware (56,8 van de desktops en laptops) meer dan vier jaar oud is. Bij tablets en Chromebooks zijn de cijfers iets gunstiger, daar is 55,8% van de hardware tussen de 1 en 4 jaar oud.
Software
Bijna elke school (99,6%) maakt gebruik van de gebruikelijke kantoortoepassingen en heeft inmiddels 98,4% een leerlingvolgsysteem (LVS) geïmplementeerd. Een electronische leeromgeving (ELO) is bij 68% van de scholen ingevoerd. Daarnaast gebruikt 95% software die gerelateerd is aan leermethodes.
Ook software voor het maken van oefeningen en toetsen is ruim voorhanden. 59,9% van de scholen maakt hiervan gebruik. Ongeveer de helft van de scholen heeft grafische software. Voor leerlingen met een functiebeperking is op 76,7% van de scholen speciale software aanwezig.
Specifieke simulatiesoftware is nog niet massaal in het onderwijs doorgebroken. Slechts 7% van de scholen in het lager onderwijs maakt hiervan gebruik.
Hardware en software in het secundair onderwijs
Hardware
In het secundair onderwijs is het gemiddelde aantal desktops en laptops in absolute aantallen sterk toegenomen.
Door hogere leerlingenaantallen is het aantal computers per 100 leerlingen echter gedaald van 56,48 in 2012 naar 41,02 in 2018. Ook wanneer chromebooks en laptops worden meegeteld is nog steeds een merkbare daling zichtbaar ten opzichte van voorgaande jaren (van 59,94 naar 47,03).
De meeste computers (42,1%) staan in een computerlokaal, met het leslokaal (35,3%) op een goede tweede plaats. Er lijkt een verschuiving plaats te vinden, waarbij computers steeds minder in het computerlokaal (of een studiezaal) staan, maar voortaan geen vaste plek meer hebben.
Het aantal computers per 100 leerlingen is in het secundair onderwijs echter gedaald
Gemiddeld genomen lijkt de ouderdom van gebruikte computers in het secundair onderwijs ligt te zijn gestegen. Dit lijkt erop te duiden dat scholen ervoor hebben gekozen hardware minder vaak en minder snel te vervangen.
Software
Alle scholen in het secundair onderwijs maken gebruik van kantoortoepassingen. Ook grafische software (80,7%) , leermethode gebonden software (88,1%), vakspecifieke software (86,8%) zijn in het onderwijslandschap niet meer weg te denken. Een LVS is bij 97,2% van de secundair onderwijsinstellingen in gebruik. Het gebruik van een ELO is in het secundair onderwijs inmiddels zo goed als standaard 99,3% van de scholen maakt hiervan gebruik.
Ook digitaal toetsen lijkt een stevige voet aan de grond te hebben gekregen. Ruwweg tweederde van de scholen (63,6%) maakt gebruik van software die specifiek bedoeld is voor het oefenenn en toetsen. Simulatiesoftware is aanwezig op 45,5% van de scholen.
De aanwezigheid van specifieke software voor leerlingen met een functiebeperking is gestegen van 55,5% naar 72,9%.
ICT groeit binnen het onderwijs, maar niet snel genoeg
Het rapport MICTIVO 2018 geeft een gemengd beeld van de mate waarin het onderwijs erin slaagt een goede ICT omgeving te bieden. Hoewel het aantal computers per leerling in het lager onderwijs toeneemt, neemt dit in het secundair onderwijs af. De beschikbare hardware blijkt ook nog eens te verouderen, waardoor leerlingen op school werken met apparatuur die in het beste geval niet meer up-to-date is.
De onder leerlingen en scholieren veelgehoorde klacht dat de computers op school enorm traag zijn, lijkt dus niet geheel uit de lucht gegrepen. Daar staat tegenover dat scholen, zowel in het lager als in het secundair onderwijs, steeds meer gebruik maken van software die zowel het onderwijs als de ondersteunende processen efficiënter doen verlopen.