De Staat van STEM in Vlaanderen: Hoger Onderwijs

- Jeroen Langendam

Ontwikkelingen over STEM in het Hoger Onderwijs zijn terug te vinden in de STEM Monitor 2020.

Nadat keken naar de STEM-trends in het secundair onderwijs, kijken we dit keer naar de volgende stap in de onderwijscarrière: STEM in het hoger onderwijs (HO).

Het Actieplan STEM 2012-2020,bedoeld is om meer jongeren te laten kiezen voor een STEM-opleiding, wordt gezien als voorzichtig succesvol. Vooral het feit dat het aantal meisjes in STEM-opleidingen en –studies toeneemt wordt breed uitgedragen. Het eerdere artikel over De Staat van STEM in Vlaanderen liet echter zien dat de cijfers minder mooie taal spreken.Het rapport noemt de doelstellingen “nog steeds haalbaar”.

De in- en doorstroom lijkt bij sommige STEM-opleidingen in het secundair onderwijs wat te stagneren. Hoe zit dat met het Hoger Onderwijs?

Aangezien het Hoger Onderwijs de stap is die volgt ná het secundair onderwijs, zou je kunnen verwachten dat de trends in het Hoger Onderwijs die in het secundair onderwijs volgen. Je zou denken dat de toegenomen uitstroom van leerlingen met een STEM-diploma (4,65 procentpunt meer dan in 2010-2011) leidt tot een hogere instroom in STEM-studies.

Instroom in STEM-opleidingen

Klopt dat? Ook hierover weet de STEM Monitor 2020 van het Vlaams departement voor Onderwijs & Vorming (met cijfers over schooljaar 2018-2019) veel interessante dingen te vermelden. Als we de cijfers van een afstandje bekijken is meteen helder dat de instroom in STEM-opleidingen inderdaad is toegenomen.

 In het schooljaar 2018-2019 begonnen (ten opzichte van het voorgaande schooljaar) 250 eerstejaars meer aan een exacte opleiding. Het jaar ervoor nam het aantal nog maar met 50 toe.

Het zijn echter niet alleen leerlingen die met een STEM-studiebewijs doorstromen, want van de 250 STEM-eerstejaars hebben er slechts 159 een STEM-vooropleiding. Inmiddels is STEM goed voor 46,80% van de instroom in het Hoger Onderwijs.

Positief is dat een steeds groter aandeel van de leerlingen met een STEM-diploma van het secundair onderwijs doorstroomt naar een STEM-opleiding of studie, namelijk 47,30%. Steeds minder leerlingen kiezen om toch maar geen STEM-opleiding te volgen, en blijven daarmee behouden voor de exacte en technische beroepen.

Percentueel groei zichtbaar

Ook percentueel is een duidelijke groeitrend zichtbaar. Vanaf het referentiejaar 2010-2011 neemt het aandeel jongeren dat in een professioneel gerichte STEM-bachelor begint elk jaar opnieuw toe. Was dit in het referentiejaar 23,82%, in 2018-2019 komen we uit op 28,06%. Het aandeel vrouwen in een STEM-opleiding schommelt wat meer, maar is in 2018-2019 het hoogst van alle jaren waarover gerapporteerd is.

AcademiejaarAantal inschrijvingenAantal STEM HOAantal Lichte STEM HOAantal Niet- STEM HO% STEM HO% vrouwen STEM HO
2008-200922.9605.5681114.25624,25%21,10%
2009-201023.8945.7911114.62824,24%20,07%
2010-201124.5355.8441314.92323,82%21,13%
2011-201224.9915.9381815.16823,76%22,63%
2012-201324.9906.0711115.05724,29%20,77%
2013-201425.3886.343815.25424,98%21,88%
2014-201526.0316.6562515.14225,57%22,54%
2015-201626.6146.9863715.32826,25%23,63%
2016-201726.9927.1293315.36626,41%22,88%
2017-201826 5387 0643915 42226,64%24,09%
2018-201925.8687.2595014.86828,06%24,25%
Bron: STEM Monitor 2020

In de academische bachelors is de groei minder constant, maar wel aanwezig. In 2010-2011 vertrekken we vanaf 31,60%, wat tot 34,36% toeneemt in 2018-2019. Onderweg komen we echter twee schooljaren (2013-2014 en 2016-2017) tegen waarin een klein dipje waar te nemen is. Ook 2018-2019 is een dip-jaar, want de 34,36% van dat jaar is iets lager dan in 2017-2018 (34,45%). De ontwikkeling bij STEM-masteropleidingen vertoont een vergelijkbaar schommelende trend.

Groei aandeel meisjes stokt.

Het aandeel meisjes dat instroomt in een professionele bachelor is in 2018-2019 gelijk aan het schooljaar eerder, namelijk 24,25%. Hoewel dit nog altijd 3% meer is dan in het referentieschooljaar (2010-2011) lijkt de groei hier tot stilstand te komen. In de academische master is iets anders zichtbaar, hier neemt het aandeel meisjes af, van 36,50% in 2017-2018 naar 36,18% in 2018-2019.

Uit de cijfers blijkt dat van alle leerlingen met een STEM-diploma 47,30% doorstroomt naar een STEM-opleiding in het Hoger Onderwijs. Maar wanneer we alleen naar de meisjes kijken, dan blijkt dat slechts 40,72% van de meisjes hun STEM-diploma gebruikt om door te stromen naar een opleiding of studie naar een technisch of exact vak.

Dit verschil is fors te noemen en geeft aanleiding om onderzoek te doen naar de oorzaak. Wat maakt dat meisjes, die een STEM-opleiding volgden aan het secundair onderwijs, alsnog afhaken?

Meer uitval in STEM-studies

Studenten aan een STEM-studie hebben het moeilijker hebben dan niet-STEM-studenten, zo is uit de cijfers op te maken. Het studierendement in het hoger onderwijs ligt bij STEM-studenten namelijk ruim 1% lager dan bij andere studenten (72,63% tegen 73,66%).

Studierendement geeft de verhouding weer van het aantal verworven studiepunten ten opzichte van het aantal opgenomen studiepunten. Het studierendement laat dus zien “hoe goed” een student erin slaagt zijn of haar studie te doorlopen.

Het zorgwekkende is dat dit cijfer lager ligt dan in het referentiejaar, toen het studierendement 75,09% bedroeg. Vooral STEM-professionele bacheloropleidingen doen het slecht, want bij deze opleidingen daalde het studierendement met 4% ten opzichte van de nulmeting (van 67,28% naar 63,28%). Een verrassend lichtpuntje is zichtbaar bij de academische bachelors; hier is het studierendement van STEM-studies hoger  (66,13%) dan bij niet-STEM-studies (64,66%).

Steeds meer STEM-diploma’s

Een steeds groter aandeel van de HO-diploma’s blijkt een STEM-diploma te zijn. Dat is positief te noemen.

Van 26,44% (in 2010-2011) heeft het percentage STEM-diploma’s een (hobbelige) weg naar boven gevonden naar 28,50% in 2018-2019 (25,39% professioneel gerichte-bachelor, 31,69% academisch gerichte bachelor).

Deze score is de hoogste waarde ooit gemeten in Vlaanderen, maar logischerwijs nog fors lager dan de instroom. Gezien de cijfers over het secundair onderwijs mogen we in de komende jaren een sterke toename zien in het aandeel STEM-diploma’s.

Om die trend in stand te houden, moet echter wel worden ingegrepen in het secundair onderwijs, om daar de positieve ontwikkelingen, die tot stilstand dreigen te komen, weer een nieuwe impuls te geven.

 Masters laten grillig beeld zien

De cijfers zijn minder eenduidig wanneer we de blik richten op de Master-opleidingen. De, op zichzelf respectabele, score van 29,72% (% STEM-diploma’s als fractie van alle afgegeven master-diploma’s) in 2018-2019 is weliswaar hoger dan de 27,99% in 2010-2011, maar ten opzichte van 2011-2012 (29,09%) niet eens zoveel hoger. En ook vergeleken met de 29,25% in 2013-2014 is de stijging weinig opzienbarend.  Uiteraard betekent het lager totaal aantal afgegeven diploma’s dat de schommelingen percentueel hoger uitvallen, maar dit verklaart het grillige patroon slechts ten dele.

Mogelijk heeft het Actieplan 2012-2020 nog geen groot effect op deze eindfase van het onderwijs.

Conclusie

STEM zit in de lift. Ook in het Hoger Onderwijs. Zoals het rapport al aangeeft lijken de doelstellingen van het Actieplan STEM 2012-2020 nog altijd haalbaar. Toch zijn er signalen dat niet alles koek en ei is. Alertheid van beleidsmakers en onderwijsprofessionals is en blijft geboden.